De omvang van het gemeentefonds is gekoppeld aan de rijksbegroting, waarbij op basis van de systematiek 'samen de trap op en samen de trap af' de algemene uitkering wordt geïndexeerd (ook wel accres genoemd). Sinds 2022 is dit zogenaamde accres gesplitst in een volume- en een nominaal deel, waarbij het nominale deel ter compensatie is van loon- en prijsstijgingen en het volumedeel ter compensatie van bevolkingsgroei en reëel accres. Voor de periode 2022-2025 zijn de VNG en het Rijk overeengekomen dat het volume-accres wordt bevroren waardoor gemeenten zekerheid hebben over de ontwikkeling van de algemene uitkering. Het nominale deel (loon- en prijsontwikkelingen) valt daar buiten. Vanaf 2026 vervalt de trap-op-trap-af systematiek. Pas met ingang van 2027 wordt op basis van een gewijzigde financieringssystematiek accres toegekend. Er is dan echter sprake van een grote terugval in Rijksmiddelen en een lager accres. Deze korting op het gemeentefonds heeft tot gevolg dat vanaf 2026 grote tekorten in de gemeentebegroting ontstaan. Bij het afronden van deze begroting bestaat nog geen duidelijkheid over een oplossing van dit probleem, waarmee vrijwel alle gemeenten te maken hebben.
De uitkering uit het gemeentefonds bestaat uit 3 soorten uitkeringen: algemene uitkering, integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen.
Voor Participatie ontvangt de gemeente een integratie-uitkering. De decentralisatie-uitkeringen bevatten uitkeringen voor onder andere vergunningverlening, toezicht en handhaving van provinciale taken, armoedebestrijding kinderen en de voorschoolse voorziening peuters.
Naast deze 3 vormen van algemene middelen ontvangt de gemeente zogenaamde specifieke uitkeringen (SPUK's). Deze worden verantwoord op het betreffende programma en zijn niet vrij inzetbaar. Bovendien wordt over deze middelen verantwoording afgelegd bij de jaarrekening.
De cijfers in deze begroting zijn gebaseerd op de septembercirculaire 2023 van het gemeentefonds. Wij wijken daarmee opnieuw af van de vastgestelde lijn om uit te gaan van de meicirculaire. Jaarlijks zijn er goede redenen om toch de septembercirculaire als basis voor de begroting te gebruiken. In elk geval wordt daarmee de meest actuele informatie over de algemene uitkering in de begroting verwerkt. Om weer een bestendige gedragslijn te hanteren gebruiken we voortaan de septembercirculaire bij het opstellen van de begroting.
Een van de onzekerheden betreft de extra middelen voor uitvoering van de Jeugdwet. Alleen voor 2024 en 2025 bestaat nu zekerheid en zijn middelen in het gemeentefonds opgenomen. Voor de jaren erna mogen gemeenten uitgaan van bedragen op basis van de uitspraken van de Commissie van Wijzen (abitrage). Daarnaast verwacht het Rijk dat gemeenten vanaf 2025 een oplopende besparing realiseren. In deze begroting is rekening gehouden met de extra inkomsten, maar nog slechts voor een klein deel met de besparing, omdat de uitwerking daarvan voor individuele gemeenten nog niet duidelijk is. Bovendien zijn in de Hervormingsagenda diversen maatregelen opgenomen die in Krimpen aan den IJssel al geïmplementeerd zijn en dus geen voordeel meer opleveren.