De afgelopen jaren is de reservepositie gegroeid, mede door de verkoop van de Eneco-aandelen, en zijn jaarrekeningen met positieve saldi afgesloten. Er zijn daardoor incidentele middelen beschikbaar, maar de regelgeving en het toezicht van de provincie bieden weinig ruimte om die middelen in te zetten zonder gevolgen voor het structureel evenwicht. Vrijwel alle uitgaven worden namelijk als structureel gezien.
Een optie die we tot nu toe terughoudend hebben ingezet is het vormen van kapitaallastenreserves. Op die wijze worden de afschrijvingen van een investering gedurende de gehele looptijd jaarlijks gedekt door vrijval uit een daarvoor gevormde reserve. Het effect van de investering op de begroting is dan alleen de rentecomponent.
Dit hebben we bijvoorbeeld wel gedaan met de investeringen in de Grote Kruising en andere investeringen op basis van het Meerjarenplanning voor de openbare ruimte. Een nadeel van deze dekkingswijze is dat aan het einde van de levensduur de reserve leeg is en er dus geen begrotingsruimte is om kapitaallasten van een vervangingsinvestering te dekken.
En dat levert een dilemma op. Voor veel investeringen geldt immers dat de gemeente een wettelijke taak uitvoert en vervanging dus altijd noodzakelijk zal zijn. Dat gaat echter níet op voor (de meeste) maatschappelijke voorzieningen. Het realiseren daarvan is een keuze van de gemeente en het in de (nabije) toekomst vernieuwen ervan is dat ook.
Wanneer voor investeringen in deze voorzieningen een reserve wordt ingezet, maken we het hebben van die voorziening weer mogelijk gedurende de technische of economische levensduur van die voorziening. Zonder die structurele dekking is die ruimte er waarschijnlijk niet.
Denk hierbij op korte termijn aan investeringen bij DCV en in de toekomst aan investeringen in de Tuyter, het zwembad en sporthal De Boog. De inzet van incidentele middelen kan op die manier een substantiële bijdrage leveren in het overeind houden van ons voorzieningenniveau.
Daarom stellen wij via deze Kadernota allereerst voor om de reserves maatschappelijk vastgoed en maatschappelijke voorzieningen samen te voegen. Hierdoor ontstaat een reserve met een saldo van ruim € 6 miljoen, die kan worden ingezet voor de dekking van restantboekwaarden en sloopkosten van maatschappelijke voorzieningen en tevens voor de dekking van kapitaallasten van nieuwe investeringen. Ook stellen wij voor om uit het saldo 2022 deze reserve met nog eens € 939.197 aan te vullen.
Concreet willen wij de investeringen die afgelopen jaar zijn gedaan in de kunstgrasvelden van DCV en MHCK alsnog dekken via de vorming van kapitaallastenreserves. Dit creëert een structureel voordeel in de begroting van ruim € 100.000.
Bovendien kan een aantal voorgenomen investeringen uit deze reserve worden gedekt en blijven de gevolgen voor de exploitatie beperkt.